jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj

Met een rugzak om naar het einde van de nacht

Vanaf september 2007 reis ik een aantal maanden door het Midden Oosten, Iran, Pakistan en India. Op deze blog kun je mijn sporen volgen
Hier zijn trouwens foto's te zien.

dinsdag, december 18, 2007

Een kleine wereld

Midden in de Iraanse woestijn, in het kleine oase-dorpje Garmeh, zat ik op een avond aan het diner, toen er twee langharige, blonde backpackers binnenkwamen. De een, een Canadees genaamd Alex, had ik eerder in Esfahan ontmoet, de ander was een Duitser en had ik kort in de straten van Tehran gezien. Toen ik een halve week later in Shiraz op de bewaker van het mausoleum van Shah-e Cheragh aan het inpraten was of ik als niet-moslim toch niet even naar binnen mocht, liep een jongen met lang blond haar naar binnen - het was Alex, de bewaker sloeg geen acht op hem, omdat hij met mij bezig was.

Twee dagen later zaten Alex en ik te ontbijten, en kwam er een kortharige, blonde Duitser binnen , Raimund, een operzazanger, die we ook in Garmeh hadden leren kennen. Ondertussen had ik in Esfahan - waar ik na Garmeh was teruggekeerd - op de slaapzaal een derde Duitser, weer langharig, aangetroffen, die in Istanbul in hetzelfde hostel als ik sliep.

Een halve maand later, op mijn eerste avond in Damascus, werd ik voor een camerawinkel, op zoek naar de derde camera van mijn reis, aangesproken door twee Fransen. Ik kende hun gezicht niet en was hun naam vergeten, maar zij wisten me te vertellen dat we in Istanbul in hetzelfde hoste sliepen. Ik bracht de rest van de avond met hen door - hun namen ben ik inmiddels weer vergeten. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, zat er een Japans meisje op het bed naast me - ik kende haar nog uit Esfahan, ik zag haar voor het eerst zonder hoofddoek, ze lange geblondeerde haren, met een flinke uitgroei.

Twee dagen later was ik op weg naar een pinautomaat voor geld voor de rekening van het hotel - ik zou later die dag naar Aleppo vertrekken - en zag ik op hoek van de straat vier Canadezen ontbijten, twee jongens en twee meisjes. Het was het groepje freelance-journalisten, reizend door het Midden Oosten op zoek naar verhalen. Ze sliepen in Beiruth in hetzelfde hotel als ik - slechts een van hen had lange blonde haren. Ze vertelden me dat Steve er ook was, een Amerikaan, toerist en journalist (maar dat laatste wilde hij me niet vertellen) en lichtelijk obsessief: in het hostel in Beiruth stond hij onopvallend een half uur lang zijn gezicht te wassen, vlak naast de open deur van de slaapzaal waar het groepje journalisten een redactievergadering hield.

In Aleppo zat ik alleen in een van de relatief duurdere restaurants, toen er een groep Aziaten binnenkwam. Een van hen kende ik van gezicht, maar ik wist niet meer waar ik hem had ontmoet. Hij kwam naast me zitten en nodigde me uit voor een feestje dat hij die avond in zijn hostel gaf. Hij bleek de Japanner te zijn die in het Hostel in Esfahan iedere avond tot diep in de nacht op het toilet vieze sigaretjes zat te roken.

Via Hama keerde ik terug in Damascus. Toen ik vanochtend uit een diepe slaap ontwaakte, bleek ik de slaapzaal te delen met twee jongens, en Candees en een Australier (met lang rood haar), met wie ik in Libanon was opgetrokken. Ik had gisteravond in het hotel al een groepje reizigers ontmoet die ik de vorige dag in Hama vaarwel had gezegd - maar dat telt niet. Na een ontbijt met de Canadees en de Australier, ging ik in mijn mail bekijken. Na een paar minuten kwam er een jongen binnen met kort blond haar. Waar kende ik hem ook alweer van? Yazd (Iran), vertelde hij me. Het was Frederik, de Zweed. Hij had inmiddels een kamer gehuurd om een langere tijd in Damascus te kunnen blijven.

Ik besloot meteen om deze blog te schrijven en wacht nu alleen nog op het moment dat ik Alex weer tegenkom. We zouden grofweg op hetzelfde moment in Syrie zijn. We hadden hier afgesproken, zonder daarbij een specifieke plaats en tijd te noemen.

maandag, december 10, 2007

Net niet in Aleppo

Twee weken geleden liep ik langs over het strand van Qeshm, langs de Perzische golf. Ik was vier weken ik Iran, maar ik had het gevoel dat ik net was aangekomen. Wat had ik nu eigenlijk gezien? De paar centrale steden in de centrum van Perzie, Tehran, Esfahan, Shiraz en Yazd, plus nog wat kleine plaatsjes daaromheen. Ik kreeg het gevoel dat ik overal te lang was blijven hangen - ook al had ik me geen moment verveeld; de tijd ging te snel en ik wilde voor eind december ook nog Syrie hebben gezien.

Ik zorg gewoon dat ik over twee weken in Aleppo ben, sprak ik met mezelf af. De afspraak veroorzaakte een lichte paniek: ik wilde nog behoorlijk wat zien en ik moest een lange toch over land maken naar Syrie, waarvoor ik niet eens een visum had. De volgende dag nam ik de bus naar Kerman, die tergend langzaam reed, ieder uur een stop maakte en zo acht uur over de vierhonderenvijftigkilometer vanaf Bandar Abbas deed. De tocht ging verder, langs de verwoestingen in Bam (in 2003 schudde daar de aarde en stierven er 35 duizend mensen), naar het hoge noorden van Iran, met een vreselijke nachtbus naar Masshad, waar het sneeuwde, en verder richting Kalat, waar ik Turkmenistan heb gezien.

Inmidels had ik besloten om niet meer over land te gaan, maar het vliegtuig naar Beiruth te nemen. Dat spaarde me de terugtocht door Turkije, gaf me de kans om in plaats daarvan even Libanon mee te pikken en Syrische visa's aan zouden eenvoudig aan de grens met Libanon zijn te krijgen. Nadat ik vanochtend aangifte had gedaan van het zoekraken of de diefstal van mijn camera - en daarvoor naar vijf verschillende Libanese politiebureau's was geweest, over bureacratie gesproken - kwam ik aan op het busstation Charles Heulot. De chauffeur naar Aleppo wilde me echter niet meenemen, omdat ik geen visum had. Toen ben ik maar op de eerste bus naar Damascus gesprongen. Aan de grens had ik geen problemen. de afspraak is niet helemaal nagekomen, maar ik ben in Syrie.

donderdag, december 06, 2007

Meneer Laden

In Zuid Iran,vlakbij de grens met Afghanistan, vond ik een memorycard, met daarop de onderstaande foto's. Helaas weet ik niet waar ze gemaakt zijn.



Van Tehran naar Beirut

Over het vertrek uit Iran doen onder rugzaktoeristen mooie verhalen de ronde. Als bij het passeren van de grens de ge- en verboden van de Islamitische Republiek wegvallen, zou er een feeststemming onstaan. Blikjes bier worden opengetrokken en hoofddoekjes verdwijnen in de handtas en een bacchanaal barst los. Helaas vlieg ik met Iran Air en moet ik wachten tot na de landing, bedenk ik op Imam Khomeini International Airport.

Het vliegtuig naar Beiruth is voornamelijk gevuld met zakenmannen en mensen met een Hezbollah achtergrond. In de aankomsthal staan kerstbomen en klinkt het all I want for christmas. Een vrouw in chador en gezichtsluier die niet eens een gaasje voor de ogen vrijlaat staat voor het visumloket en probeert de douanier ervaan te overtuigen dat zij de vrouw op de foto is. Met haar valt waarschijnlijk niet veel te feesten. Ook de andere passagiers zijn drukker bezig met het invullen van het visumformulier, het vinden van bagage en het zoeken van een taxi dan met plukken van de vruchten van de vrijheid.

Ik heb geen reisgids, geen naam van een goedkoop hotel, een centraal plein of enige andere praktische informatie. Zelden ben ik zo slecht voorbereid ergens aangekomen, als in Beiruth gister. Op het visumformulier vul ik als adres het Intercontinentalhotel in. Opzoek naar een reisgids, kom ik alleen maar flessen whisky, congnac, gin en vodka tegen. In Tehran was ik iedere avond aangeschoten, maar toch is de verleiding groot. Drinken hoeft niet meer in het geniep, bij iemand thuis, maar kan op iedere hoek van de straat. Ik weersta de verleiding en vraag naar een reisgids. 'Die hebben we niet', zegt de verkoopster - 'Op het hele vliegveld niet.' - 'Nee.'

Bij de uitgang van het vliegveld staan de gebruikelijke taxichauffeurs. 'Cheap taxi. Sorry mister, you want cheap taxi? Mister! I can bring you very cheap, and cheap hotel?' - 'No, I take a bus,' antwoord ik terwijl ik de zachte Meditterane nacht inloop - 'No bus. There is no bus, mister. Taxi?' Die smoes heb ik eerder gehoord en ik wijs de man op het schild dat boven de uitgang hangt. Volgens de chauffuer klopt het niet. 'There is no bus, I do not want to fuck you, only want to help you', zegt hij terwijl hij met me oploopt.

Omdat ik nergens een busstation kan vinden, ga ik toch op zoek naar een taxi. Ik vraag de chauffeur of hij me naar een centraal plein kan brengen en hoeveel dat kost. Tien dollar? De man knikt en gebaart: kom in de auto, kom in de auto. Als we wegrijden vraagt de man eerst aan de agent bij het checkpoint hoe hij erheen moet komen, en begint daarna opeens over de prijs te praten. 'Normal taxi, thirty dollar,' zegt hij terwijl zijn hoofd naar de achterbank draait, 'I only twenty dollar.' Nadat ik hem een paar keer, vertel dat hij tien krijgt, want dat hebben we afgesproken draait hij zich weer om en zegt: 'sorry, English not good.'

Ik geef hem tien euro en twee dollarbiljetten, nadat hij me op een plein heeft afgezet - ik heb geen idee of het een redelijke prijs is, maar op het gezicht van de man verschijnt een brede glimlach. Ik loop naar een hotel; het is veel te luxe, maar het is een begin. - 'Hebben jullie hier een stadsplattegrond... en weten jullie misschien een goedkoop hotel.' De bediende is behulpzaam, maar langzaam; hij vertelt me dat ik daarheen kan, naar dat hotel, maar dat dat ook goed is en vervolgens tekent hij op de kaart allerlei verschillende routes naar de hotels.

Ik volg er een, naar het Private Hotel, maar verdwaal snel. De straten van de wijk waardoor ik loop zijn smal en stil en lopen soms stijl naar beneden; er staan veel bomen, en de huizen zijn smal, veelal in dezelfde stijl als de oude huizen in Spaanse of Franse mediterrane steden, met gelige afgebladdere muren, en houten luiken voor de ramen.

Een winkelcentrum blijkt nog open, nog even; ik loop naar binnen en kom in een sjieke ruimte, tussen de zwartwitte vitrines van merken als Estee Lauder en Chanel - ook dat heb ik in Iran moeten missen. Een agent met een machinegeweer in blauwe camouflagekleren houdt me tegen. - 'Een reisgids? Dan moet je in de kelder zijn, maar ik moet eerst mijn baas bellen. Sorry, veiligheid.' Nadat de baas, een jongen van begin twintig, in mijn kleine rugzak heeft gekeken en aan mijn grote rugzak heeft gevoeld, wil hij mijn paspoort zien. 'Where you from? Holland?' Hij begint over Van Nistroei en biedt aan om met me mee te lopen. Voor een boek moet ik naar de libraire op de derde verdieping.

De boekenwinkel Antoine is goed geoutilleerd met Franse, Engelse en Arabische boeken, Internationale kranten - die heb ik ook meer dan anderhalve maand niet gezien - en reisgidsen van vrijwel alle landen van de wereld, behalve van Libanon. Ik moet met het gratis toeristenkaartje verder. Buiten loop ik verder, op mijn gevoel richting het hotel dat me is aangeraden, maar ik weet niet waar ik ben. Terwijl ik door de straten loop moet ik denken aan mijn twee avonden in de kleinere Iraanse plaats Kashan, waar ik om tien uur 's avonds tevergeefs de halve stad afliep opzoek naar een kopje thee - meer hoefde ik echt niet.

De straten heten hier rue en avenue, in een winkelraam hangt een gitanes-lichtbak, de cafe's zien er uitnodigend uit en hier en daar is een als avondwinkel vermomde slijterij. De ontspanning die van de stad uitgaat is voor iemand die uit de Islamitische Republiek komt vergelijkbaar met de ontspanning die ik voelde nadat ik stopte met vegetarisme. Het leven zonder vlees was goed, het eten lekker, maar het is heerlijk dat je nu zonder na te denken weer gewoon alles kan en mag doen. Dat je niet het risico loopt dat je bij je eerste scheldwoord in je beste Farsi door een Besidgi de concertzaal wordt uitgezet.

Maar in de zee van de Libaneze beschaving staat op iedere hoek van de straat een militair, en voor een belangrijk gebouw of bij checkpoints staan tanks. Ik zal toch niet weer een land vol tegenstellingen zijn, denk ik. Omdat ik al drie kwartier met een rukzak om door de stad wandel lijkt het me verstandig om de weg te vragen. Ik moet voor een militair het kaartje omhoog houden, omdat hij niet over zijn kogelvrije vest naar beneden kan kijken. Hij begrijpt de vraag nauwelijks en kan ziet zeggen waar ik heen moet. Even later voor een hotel probeer ik het opnieuw, bij een andere soldaat. Aan mijn lijstje met mensen aan wie je de weg niet moet vragen, met daarop de politieagent en de taxichauffeur, voeg ik de militair toe.

In het hotel dat door de militair wordt bewaakt, heb ik meer succes. De bediendes zeggen me dat ik niet naar het Private Hotel moet, veel te duur; ze nemen me mee naar het balkon en wijzen op de straat waar ik in moet lopen. 'Na vijfhonderd meter heb je in een straat aan je linkerhand hotel Talal.' Ik volg de aanwijzingen, kijk in iedere zijstraat links en rechts, maar vind geen Hotel Talal. Als ik een andere hotel wil binnelopen dat er goedkoop uitziet, kom ik een groep Japanners tegen van mijn leeftijd. Of ze een goed backpackershotel kennen. Ze brengen me naar Talal waar ze zelf ook slapen.

Nadat ik na meer dan een half uur ben ingechecked, kan in eindelijk de stad in. Volgens een van de broers die het hotel runt, moet ik in een straat vlak om de hoek zijn. Er zijn veel gestilleerde, hippe cafe's - in een waar jazz wordt gedraaid ga ik achter de bar zitten en raak in gesprek met een Libanese tandarts en zijn op Georgina Verbaan lijkende vriendin. Naarmate het gesprek vordert gaat hij steeds verder over zijn vriendin hangen, die tussen ons zit - en de barman blijft cocktails voor hen maken. Ik vraag na mijn tweede biertje om de rekening. Negen dollar - een bedrag waar ik in Iran een dag van kon leven.

De volgende dag sta ik vroeg op om een reisgids te vinden. De Virgin Megastore is nog gesloten. als ik hem twee pogingen later om elf uur eindelijk open vind, hebben ze niet de gewenste reisgids. Ik loop door de regen naar een andere wijk - daar vind ik in de derde winkel die ik aandoe, wat ik zocht. Ik koop nog een de Internationla Herald Tribune en in de Mcdonalds tegenover de Amerikaanse universiteit bestel ik een Bigmacmenu als lunch - dit is nu beschaving, denk ik als ik de krant opensla en in de hamburger bijt.