jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj

Met een rugzak om naar het einde van de nacht

Vanaf september 2007 reis ik een aantal maanden door het Midden Oosten, Iran, Pakistan en India. Op deze blog kun je mijn sporen volgen
Hier zijn trouwens foto's te zien.

dinsdag, december 18, 2007

Een kleine wereld

Midden in de Iraanse woestijn, in het kleine oase-dorpje Garmeh, zat ik op een avond aan het diner, toen er twee langharige, blonde backpackers binnenkwamen. De een, een Canadees genaamd Alex, had ik eerder in Esfahan ontmoet, de ander was een Duitser en had ik kort in de straten van Tehran gezien. Toen ik een halve week later in Shiraz op de bewaker van het mausoleum van Shah-e Cheragh aan het inpraten was of ik als niet-moslim toch niet even naar binnen mocht, liep een jongen met lang blond haar naar binnen - het was Alex, de bewaker sloeg geen acht op hem, omdat hij met mij bezig was.

Twee dagen later zaten Alex en ik te ontbijten, en kwam er een kortharige, blonde Duitser binnen , Raimund, een operzazanger, die we ook in Garmeh hadden leren kennen. Ondertussen had ik in Esfahan - waar ik na Garmeh was teruggekeerd - op de slaapzaal een derde Duitser, weer langharig, aangetroffen, die in Istanbul in hetzelfde hostel als ik sliep.

Een halve maand later, op mijn eerste avond in Damascus, werd ik voor een camerawinkel, op zoek naar de derde camera van mijn reis, aangesproken door twee Fransen. Ik kende hun gezicht niet en was hun naam vergeten, maar zij wisten me te vertellen dat we in Istanbul in hetzelfde hoste sliepen. Ik bracht de rest van de avond met hen door - hun namen ben ik inmiddels weer vergeten. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, zat er een Japans meisje op het bed naast me - ik kende haar nog uit Esfahan, ik zag haar voor het eerst zonder hoofddoek, ze lange geblondeerde haren, met een flinke uitgroei.

Twee dagen later was ik op weg naar een pinautomaat voor geld voor de rekening van het hotel - ik zou later die dag naar Aleppo vertrekken - en zag ik op hoek van de straat vier Canadezen ontbijten, twee jongens en twee meisjes. Het was het groepje freelance-journalisten, reizend door het Midden Oosten op zoek naar verhalen. Ze sliepen in Beiruth in hetzelfde hotel als ik - slechts een van hen had lange blonde haren. Ze vertelden me dat Steve er ook was, een Amerikaan, toerist en journalist (maar dat laatste wilde hij me niet vertellen) en lichtelijk obsessief: in het hostel in Beiruth stond hij onopvallend een half uur lang zijn gezicht te wassen, vlak naast de open deur van de slaapzaal waar het groepje journalisten een redactievergadering hield.

In Aleppo zat ik alleen in een van de relatief duurdere restaurants, toen er een groep Aziaten binnenkwam. Een van hen kende ik van gezicht, maar ik wist niet meer waar ik hem had ontmoet. Hij kwam naast me zitten en nodigde me uit voor een feestje dat hij die avond in zijn hostel gaf. Hij bleek de Japanner te zijn die in het Hostel in Esfahan iedere avond tot diep in de nacht op het toilet vieze sigaretjes zat te roken.

Via Hama keerde ik terug in Damascus. Toen ik vanochtend uit een diepe slaap ontwaakte, bleek ik de slaapzaal te delen met twee jongens, en Candees en een Australier (met lang rood haar), met wie ik in Libanon was opgetrokken. Ik had gisteravond in het hotel al een groepje reizigers ontmoet die ik de vorige dag in Hama vaarwel had gezegd - maar dat telt niet. Na een ontbijt met de Canadees en de Australier, ging ik in mijn mail bekijken. Na een paar minuten kwam er een jongen binnen met kort blond haar. Waar kende ik hem ook alweer van? Yazd (Iran), vertelde hij me. Het was Frederik, de Zweed. Hij had inmiddels een kamer gehuurd om een langere tijd in Damascus te kunnen blijven.

Ik besloot meteen om deze blog te schrijven en wacht nu alleen nog op het moment dat ik Alex weer tegenkom. We zouden grofweg op hetzelfde moment in Syrie zijn. We hadden hier afgesproken, zonder daarbij een specifieke plaats en tijd te noemen.

maandag, december 10, 2007

Net niet in Aleppo

Twee weken geleden liep ik langs over het strand van Qeshm, langs de Perzische golf. Ik was vier weken ik Iran, maar ik had het gevoel dat ik net was aangekomen. Wat had ik nu eigenlijk gezien? De paar centrale steden in de centrum van Perzie, Tehran, Esfahan, Shiraz en Yazd, plus nog wat kleine plaatsjes daaromheen. Ik kreeg het gevoel dat ik overal te lang was blijven hangen - ook al had ik me geen moment verveeld; de tijd ging te snel en ik wilde voor eind december ook nog Syrie hebben gezien.

Ik zorg gewoon dat ik over twee weken in Aleppo ben, sprak ik met mezelf af. De afspraak veroorzaakte een lichte paniek: ik wilde nog behoorlijk wat zien en ik moest een lange toch over land maken naar Syrie, waarvoor ik niet eens een visum had. De volgende dag nam ik de bus naar Kerman, die tergend langzaam reed, ieder uur een stop maakte en zo acht uur over de vierhonderenvijftigkilometer vanaf Bandar Abbas deed. De tocht ging verder, langs de verwoestingen in Bam (in 2003 schudde daar de aarde en stierven er 35 duizend mensen), naar het hoge noorden van Iran, met een vreselijke nachtbus naar Masshad, waar het sneeuwde, en verder richting Kalat, waar ik Turkmenistan heb gezien.

Inmidels had ik besloten om niet meer over land te gaan, maar het vliegtuig naar Beiruth te nemen. Dat spaarde me de terugtocht door Turkije, gaf me de kans om in plaats daarvan even Libanon mee te pikken en Syrische visa's aan zouden eenvoudig aan de grens met Libanon zijn te krijgen. Nadat ik vanochtend aangifte had gedaan van het zoekraken of de diefstal van mijn camera - en daarvoor naar vijf verschillende Libanese politiebureau's was geweest, over bureacratie gesproken - kwam ik aan op het busstation Charles Heulot. De chauffeur naar Aleppo wilde me echter niet meenemen, omdat ik geen visum had. Toen ben ik maar op de eerste bus naar Damascus gesprongen. Aan de grens had ik geen problemen. de afspraak is niet helemaal nagekomen, maar ik ben in Syrie.

donderdag, december 06, 2007

Meneer Laden

In Zuid Iran,vlakbij de grens met Afghanistan, vond ik een memorycard, met daarop de onderstaande foto's. Helaas weet ik niet waar ze gemaakt zijn.



Van Tehran naar Beirut

Over het vertrek uit Iran doen onder rugzaktoeristen mooie verhalen de ronde. Als bij het passeren van de grens de ge- en verboden van de Islamitische Republiek wegvallen, zou er een feeststemming onstaan. Blikjes bier worden opengetrokken en hoofddoekjes verdwijnen in de handtas en een bacchanaal barst los. Helaas vlieg ik met Iran Air en moet ik wachten tot na de landing, bedenk ik op Imam Khomeini International Airport.

Het vliegtuig naar Beiruth is voornamelijk gevuld met zakenmannen en mensen met een Hezbollah achtergrond. In de aankomsthal staan kerstbomen en klinkt het all I want for christmas. Een vrouw in chador en gezichtsluier die niet eens een gaasje voor de ogen vrijlaat staat voor het visumloket en probeert de douanier ervaan te overtuigen dat zij de vrouw op de foto is. Met haar valt waarschijnlijk niet veel te feesten. Ook de andere passagiers zijn drukker bezig met het invullen van het visumformulier, het vinden van bagage en het zoeken van een taxi dan met plukken van de vruchten van de vrijheid.

Ik heb geen reisgids, geen naam van een goedkoop hotel, een centraal plein of enige andere praktische informatie. Zelden ben ik zo slecht voorbereid ergens aangekomen, als in Beiruth gister. Op het visumformulier vul ik als adres het Intercontinentalhotel in. Opzoek naar een reisgids, kom ik alleen maar flessen whisky, congnac, gin en vodka tegen. In Tehran was ik iedere avond aangeschoten, maar toch is de verleiding groot. Drinken hoeft niet meer in het geniep, bij iemand thuis, maar kan op iedere hoek van de straat. Ik weersta de verleiding en vraag naar een reisgids. 'Die hebben we niet', zegt de verkoopster - 'Op het hele vliegveld niet.' - 'Nee.'

Bij de uitgang van het vliegveld staan de gebruikelijke taxichauffeurs. 'Cheap taxi. Sorry mister, you want cheap taxi? Mister! I can bring you very cheap, and cheap hotel?' - 'No, I take a bus,' antwoord ik terwijl ik de zachte Meditterane nacht inloop - 'No bus. There is no bus, mister. Taxi?' Die smoes heb ik eerder gehoord en ik wijs de man op het schild dat boven de uitgang hangt. Volgens de chauffuer klopt het niet. 'There is no bus, I do not want to fuck you, only want to help you', zegt hij terwijl hij met me oploopt.

Omdat ik nergens een busstation kan vinden, ga ik toch op zoek naar een taxi. Ik vraag de chauffeur of hij me naar een centraal plein kan brengen en hoeveel dat kost. Tien dollar? De man knikt en gebaart: kom in de auto, kom in de auto. Als we wegrijden vraagt de man eerst aan de agent bij het checkpoint hoe hij erheen moet komen, en begint daarna opeens over de prijs te praten. 'Normal taxi, thirty dollar,' zegt hij terwijl zijn hoofd naar de achterbank draait, 'I only twenty dollar.' Nadat ik hem een paar keer, vertel dat hij tien krijgt, want dat hebben we afgesproken draait hij zich weer om en zegt: 'sorry, English not good.'

Ik geef hem tien euro en twee dollarbiljetten, nadat hij me op een plein heeft afgezet - ik heb geen idee of het een redelijke prijs is, maar op het gezicht van de man verschijnt een brede glimlach. Ik loop naar een hotel; het is veel te luxe, maar het is een begin. - 'Hebben jullie hier een stadsplattegrond... en weten jullie misschien een goedkoop hotel.' De bediende is behulpzaam, maar langzaam; hij vertelt me dat ik daarheen kan, naar dat hotel, maar dat dat ook goed is en vervolgens tekent hij op de kaart allerlei verschillende routes naar de hotels.

Ik volg er een, naar het Private Hotel, maar verdwaal snel. De straten van de wijk waardoor ik loop zijn smal en stil en lopen soms stijl naar beneden; er staan veel bomen, en de huizen zijn smal, veelal in dezelfde stijl als de oude huizen in Spaanse of Franse mediterrane steden, met gelige afgebladdere muren, en houten luiken voor de ramen.

Een winkelcentrum blijkt nog open, nog even; ik loop naar binnen en kom in een sjieke ruimte, tussen de zwartwitte vitrines van merken als Estee Lauder en Chanel - ook dat heb ik in Iran moeten missen. Een agent met een machinegeweer in blauwe camouflagekleren houdt me tegen. - 'Een reisgids? Dan moet je in de kelder zijn, maar ik moet eerst mijn baas bellen. Sorry, veiligheid.' Nadat de baas, een jongen van begin twintig, in mijn kleine rugzak heeft gekeken en aan mijn grote rugzak heeft gevoeld, wil hij mijn paspoort zien. 'Where you from? Holland?' Hij begint over Van Nistroei en biedt aan om met me mee te lopen. Voor een boek moet ik naar de libraire op de derde verdieping.

De boekenwinkel Antoine is goed geoutilleerd met Franse, Engelse en Arabische boeken, Internationale kranten - die heb ik ook meer dan anderhalve maand niet gezien - en reisgidsen van vrijwel alle landen van de wereld, behalve van Libanon. Ik moet met het gratis toeristenkaartje verder. Buiten loop ik verder, op mijn gevoel richting het hotel dat me is aangeraden, maar ik weet niet waar ik ben. Terwijl ik door de straten loop moet ik denken aan mijn twee avonden in de kleinere Iraanse plaats Kashan, waar ik om tien uur 's avonds tevergeefs de halve stad afliep opzoek naar een kopje thee - meer hoefde ik echt niet.

De straten heten hier rue en avenue, in een winkelraam hangt een gitanes-lichtbak, de cafe's zien er uitnodigend uit en hier en daar is een als avondwinkel vermomde slijterij. De ontspanning die van de stad uitgaat is voor iemand die uit de Islamitische Republiek komt vergelijkbaar met de ontspanning die ik voelde nadat ik stopte met vegetarisme. Het leven zonder vlees was goed, het eten lekker, maar het is heerlijk dat je nu zonder na te denken weer gewoon alles kan en mag doen. Dat je niet het risico loopt dat je bij je eerste scheldwoord in je beste Farsi door een Besidgi de concertzaal wordt uitgezet.

Maar in de zee van de Libaneze beschaving staat op iedere hoek van de straat een militair, en voor een belangrijk gebouw of bij checkpoints staan tanks. Ik zal toch niet weer een land vol tegenstellingen zijn, denk ik. Omdat ik al drie kwartier met een rukzak om door de stad wandel lijkt het me verstandig om de weg te vragen. Ik moet voor een militair het kaartje omhoog houden, omdat hij niet over zijn kogelvrije vest naar beneden kan kijken. Hij begrijpt de vraag nauwelijks en kan ziet zeggen waar ik heen moet. Even later voor een hotel probeer ik het opnieuw, bij een andere soldaat. Aan mijn lijstje met mensen aan wie je de weg niet moet vragen, met daarop de politieagent en de taxichauffeur, voeg ik de militair toe.

In het hotel dat door de militair wordt bewaakt, heb ik meer succes. De bediendes zeggen me dat ik niet naar het Private Hotel moet, veel te duur; ze nemen me mee naar het balkon en wijzen op de straat waar ik in moet lopen. 'Na vijfhonderd meter heb je in een straat aan je linkerhand hotel Talal.' Ik volg de aanwijzingen, kijk in iedere zijstraat links en rechts, maar vind geen Hotel Talal. Als ik een andere hotel wil binnelopen dat er goedkoop uitziet, kom ik een groep Japanners tegen van mijn leeftijd. Of ze een goed backpackershotel kennen. Ze brengen me naar Talal waar ze zelf ook slapen.

Nadat ik na meer dan een half uur ben ingechecked, kan in eindelijk de stad in. Volgens een van de broers die het hotel runt, moet ik in een straat vlak om de hoek zijn. Er zijn veel gestilleerde, hippe cafe's - in een waar jazz wordt gedraaid ga ik achter de bar zitten en raak in gesprek met een Libanese tandarts en zijn op Georgina Verbaan lijkende vriendin. Naarmate het gesprek vordert gaat hij steeds verder over zijn vriendin hangen, die tussen ons zit - en de barman blijft cocktails voor hen maken. Ik vraag na mijn tweede biertje om de rekening. Negen dollar - een bedrag waar ik in Iran een dag van kon leven.

De volgende dag sta ik vroeg op om een reisgids te vinden. De Virgin Megastore is nog gesloten. als ik hem twee pogingen later om elf uur eindelijk open vind, hebben ze niet de gewenste reisgids. Ik loop door de regen naar een andere wijk - daar vind ik in de derde winkel die ik aandoe, wat ik zocht. Ik koop nog een de Internationla Herald Tribune en in de Mcdonalds tegenover de Amerikaanse universiteit bestel ik een Bigmacmenu als lunch - dit is nu beschaving, denk ik als ik de krant opensla en in de hamburger bijt.

zaterdag, november 24, 2007

nog eenmaal Besidj

Een Irani is zo vriendelijk geweest de website van de Besidji te vertalen. Laat ik er als enig commentaar aan toe voegen dat het verslag van de Besidji lichtelijk anders in dan ik me kan herinneren.

"it was a monday after my class when one of the boys told me that some of his friends arrived from netherlands and he wants to see what is going on in the Besidj.and i said that we'll be glad, bring him over whenever he wants.
a couple of minutes later they where in the office and we started talking...it was then that i noticed that his friend is Dutch but not Iranian and it is his first time being in Iran, and his name is Sake.
So we started to talk Politics a little...
I asked him what do the people think about Ahmadinejad in Netherlands?after a little halt he replied that i don't know about the peolple but i'm a little sulky about him.
To be honest i was shocked, so i asked why? again he took a breather and said because of the Holocaust.
when i realized that he is unhappy about that, i asked him whether he is Jew (and i meant he is Zionist) but he said that: no I'm a laic.
I thought a little further and then I understood how the propagations in the western world really works, and how when you cry out the word of righteousness, they misconsture it and feed it to their people.
immediately it flashed in my mind to ask him of those two questions of Ahmadinejad, which he asked from the world, and nobody could yet answer him.
I asked him: If this matter is real, so why they won't let people to research for it and ask about it? and if indeed it happened! so why should the Muslims in another part of the world which is totally irrelevant to the matter, pay for it?
When he heard my questions he halted for a long time, and then replied that:
I don't know, i think that these issues are two different things and are not relevant... i don''t know!
It was then that i finally realized that nobody has an answer for these questions! nobody!after that i asked him what he thinks about the war in Iraq, which he replied that the Americans made a mistake by doing that... very big mistake...
The conversation took a very long time...from 3 in the afternoon to 5:30, we talked about different matters namely for two and a half hours. we talked about the Holywood, Football and politics... and here is not the place to write about it all.
but in the end, this mister Sake, which he didn't like Ahmedinejad and his battle against America in the first place, was happy to accept a Kefiyeh from us, but wanted to take pictures with the guys in the Besidj office... then he took a picture standing near a poster of Ahmedinejad, the very Ahmedinejad which he didn't like at first!
After all it was an interesting meeting, cause not only he noticed the lies they give them at their country, but also we could do the least to let them know!
(After the meeting one of the guys said that this is a kind of exporting the Revolution)
The mould of the humand kind is truely pure, much pure that if somewhere you sit and talk logically and humanely, whether you talk with a Laic or a Muslim, you'll be in agreement with each other."

vrijdag, november 23, 2007

Besidj

Ik was helemaal vergeten dat een van de jongen van Besidj (de Revolutionaire Garde) met wie ik op de Universiteit van Theran sprak een blog bijhield en me had verteld dat hij een stukje over mij zou publiceren. Hier is de link: http://www.amirihosain.blogfa.com/post-40.aspx Ik heb aan mijn Theraanse vrienden gevraagd om de pagina te vertalen. Hopelijk volgt die hier later.

woensdag, november 07, 2007

Kop en poten

'What do you think', vraagt Sohrab grijnzend. Hij staat met een grote pan in zijn handen voor de Theraanse eetgelegenheid Het lachende lammetje. Ik heb me die middag, dinsdag, door Kianoosh en Farzan laten overhalen om het traditionele Iraanse gerecht Kale Pache te proberen, maar nu ik voor het restaurant sta en heb gezien hoe de chefkok een gekookt schapenhoofd pelde en de eetbare onderdelen in onze pan wierp, vind ik het opeens niet meer zo'n goed idee. Ik kan maar aan één ding denken: pizza.

Als we met zijn vieren teruglopen naar de auto, moet ik even denken aan de tijd dat het leven nog goed was en ik vegetarisch at. In de pan die we met ons meedragen zitten de ogen, wangen, tongen, hersenen en poten van minstens twee schapen. Terwijl ik me gerust probeer te stellen met de gedachte dat schapenhersenen niet wezenlijk verschillen van een lamsbout, vertelt Kianoosh, de kwade genius achter de maaltijd, dat het gerecht afkomstig is van de nomaden; zij moesten alles van hun dieren gebruiken, ook de kop (kale) en de poten (pache).

Gelukkig ben ik vanavond ik niet de enige Kale Pache-maagd. Thuis wacht Kamran. Hij heeft tot nu toe de aansporingen van zijn neven kunnen weerstaan, maar nu er een Nederlandse toerist door de ervaren schapenhoofdeneters is overtuigt, kan hij niet achterblijven. Hij zit achter zijn bord en omklemt met iedere hand een stuk bestek. 'I really hate de smell of it', zegt hij bibberend over de dampende pan.

Helaas ben ik verkouden en gaat dat gedeelte van de maaltijd aan me voorbij. Ik roer met een pollepel door het kookvocht op zoek naar de verschillende onderdelen. De tong en de wang zijn vrij makkelijk te vinden. Ik drapeer ze keurig op mijn bord om een foto te maken. Als ik met wat hulp van Farzan een schapenoog heb gevonden en hem ernaast leg, roert Kianoosh zich: 'You have to eat it now. It is the most tasty when it is hot, so... with bread.' Hij vouwt een stukje plat brood en doet alsof hij het in zijn mond stopt.

Sohrab en Farzan zijn ondertussen brood aan het versnipperen. Als hun borden vol met broodvlokken zitten, gieten ze er kookvocht en stukken schapenhoofd over. Kale Pache wordt eenvoudig gegeten: schaap met brood. Geen rijst, geen aardappels en al helemaal geen groenten en salades. Ik heb alles gevonden en een fotogemaakt; ik leg het schapenoog op een stukje brood, precies zoals Kianoosh voordeed.

Een half oog, een stukje wang, het puntje van de tong en geleiachtig stukje poot later, bestelt Farzan voor mij en Kamran pizza. Kamran spoelt zijn eerste Kale Pache weg met arach, heel veel arach (een Iraanse vorm grappa), terwijl hij zijn neven uitscheldt voor savages.

Ik hoef alleen nog maar een stukje van de hersenen. Ik snij een kwart af, maar besluit dan dat dat toch wat veel is en snij dat stukje door de helft. Ik pak hem dik in in brood, stop een moment met nadenken en stop het pakketje in mijn mond. Na enig kouwen breekt het brood en spuit er een weeige, vetachtige boullion in mijn mond. Ik slik snel door en neem dan ook een grote, hele grote slok arach.

Terwijl we op onze pizza wachten en de anderen hun maaltijd nuttigen, vertelt iedereen over zijn eerste Kale Pache ervaring. Iedereen had er als kind een hekel aan. Kianoosh werd door op zijn dertiende door zijn grote broer uitgedaagd. Hij nam de uitdaging aan, maar heeft daaarna tot zijn achttiende geen schapenhoofd meer aangeraakt. Farzan werd bekeerd door Kianoosh; hij at de eerste keren alleen de wangen. Sohrabs vader nam hem op een dag mee naar een Kale Pache-restaurant; Sohrab was - als enige - meteen om.

'This was a very tasty one', zegt Kiannoosh als hij zijn bord heeft leeggegeten; hij heeft slechtere schapenhoofden gegeten. Ik hou me groot en antwoord hem dat het me meeviel en dat het volgens mij vooral het idee is dat het moeilijk maakt. Misschien dat ik de volgende keer, als ik terugkom in Theran, geen pizza hoef te bestellen. Als de anderen klaar zijn, liggen er nog heel wat onderdelen van het schaap in de pan. Bij het afruimen zet Sohrab de pan in de koelkast en zegt met een grijns: 'For tomorrow. Breakfast.'

vrijdag, november 02, 2007

In de vrouwencoupé

Door een foutje van de Iraanse spoorwegen, belandde ik met vier Iraanse vrouwen in een coupé. Ik had me al geïnstalleerd voor de twaalf uur durende nachtrit van Tabriz naar Tehran, toen een moeder en haar jonge dochter weifellend hun spullen binnenzetten en in de deuropening kwamen staan. Na een paar seconden moesten ze uitwijken voor een oude oma, die met haar dochter in haar kielzog de coupé binnenkwam gestormd.

'Salaam,' zei de oude vrouw, nadat ze vlak naast me was komen zitten. Ze had een buine hoofddoek en een lange lichtbeige jas. Haar grote, gebochelde neus wees naar haar kin en achter haar grote brilleglazen glimden twee kleine oogjes. Terwijl ze iets in Farsi zei, wees ze op me. 'Holland,' antwoordde ik. Ze begon lachend met haar hand op mijn bovenbeen te slaan. 'Holland, good. Holland good,' giechelde ze.

Half in Farsi, half in Engels begon ze over Khomeni. Inmiddels waren de andere vrouwen om ons heen komen zitten. 'Khomeini good?', vroeg ik. 'No no no', antwoordde ze snel, 'Khomeini bad, Khomeini very bad.' Ze sloeg erbij op mijn bovenbeen en giechelde als een schoolmeisje wiens lach is versleten door het vele giechelen.

Toen ze uit was gegiecheld, ging ze ging verder. Ik ving iets op over women. Toen nam haar dochter, die tegenover me zat, het over. Ze boog zich voorover en sprak langzaam, met een droevige blik in haar ogen. In Engels zonder accent, maar ook bijna zonder vocabulaire vertelde ze me dat hij speciaal slecht voor vrouwen was. 'Veel vrouwen willen weg uit Iran.' 'En jij, wil jij niet weg?', vroeg ik.

Terwijl de trein uit Tabriz wegreed, de donkere woestijn in, vertelde ze me dat tien jaar lang in Italië had gestudeerd. Ze was teruggekomen vanwege a problem in the family: haar moeder wilde ook naar het buitenland, maar had niet genoeg geld. In haar verhaal vielen lange stiltes, waarin ze in mijn How to say it in Farsi naar het goede Engelse woord zocht, meestal zonder succes. Uiteindelijk wist ze te vertellen dat ze was teruggekomen en haar studie had afgebroken om dat geld te verdienen.

Tijdens ons gesprek, begon de oude vrouw met de andere twee vrouwen over Salman Rushdie te discussieren. De vrouw die eerst weifellend in de deuropening stond, hield me een baal zonnepitten voor. Toen ik een klein handje pakte was ze daarmee niet tevreden duwde ze nog een volle hand toe. Ze begon zelf in hoog tempo de pitten te eten, alsof ze aan de lopende band garnalen stond te pellen.Terwijl ik een zonnepit probeerde open te bijten, vertelde de oud-studente dat de vlucht was mislukt. Ze was nu vijfenveertig en al zeventien jaar terug in Iran. Als ongetrouwnde vrouw werkte ze in een naaiatelier om het leven van haar moeder easy te maken. Toen ze in mijn taalboekje aan het bladeren was, omdat ze me wilde vertellen waarom de vlucht was mislukt, kwam de conducteur mij halen. Hij had in een andere coupé een vrije plek gevonden. Ik moest weg, naar de mannen.

maandag, oktober 29, 2007

Nog een keer Atatürk

Omdat ik nog heel even ın Turkıje ben, wıl ık het nog heel even over Kemal Atatürk hebben en een beetje ıf-hıstory bedrıjven. Toen halverwege de jaren dertıg de turkste staat stevıg stond en de belangrıjkste socıale hervormıngen waren doorgevoerd (afschaffıng van het calıfaat, verbod op de fez, afschaffen van het Arabısche scrıpt, ıntroductıe van de Europese kalender), startte hıj een aantal mınder gelukkıge projecten.

Hıj wılde de Turkse taal zuıveren van alle woorden met een Arabısche of Perzısche achtergrond. Hıj rıep hıertoe een commısıe ın het leven en droeg zelf een steentje bıj door avonden ın woordenboeken te bladeren en als vervangıng Turks lıjkende woorden te verzınnen. Hıj gebruıkte zıjn vondsten ın toespraken, dıe daardoor natuurlıjk onbegrıjpelıjk werden.

Een ander project was het herschrıjven van de Turkse geschıedenıs. De Turken moesten zıch nıet meer ıdentıfıceren met de geschıedenıs van de Islam, maar er moest een exclusıef Turkse geschıedenıs komen. Toen de Turken van de steppen van mıdden Azıe kwamen, brachten ze volgens Ataüruk de beschavıng naar het westen. De hele westerse beschavıng was hıervan afkomstıg. Atatürk gıng zelfs zo ver dat hıj tegen een dıplomaat volhıeld dat Ierland ın essentıe Turks was, omdat alle woorden dıe met ıer begınnen Turks waren.

De ongelukkıge projecten werden waarschıjnlıjk zowel veroorzaakt door zıjn rusteloosheıd (het belangrıjkste werk was gedaan), als door de achteruıtgang van zıjn verstandelıjke vermogens door zıjn vele alcohol gebruık. Toen een buıtenlandse journalıst een keer opmerkte dat Turkıje werd geregeerd door een alcoholıst (Kemal Atatürk), een dove (Kemal´s rechterhand en mınısterpresıdent Ismet Inonü), en een groep doofstommen (het parlement), zeı Atatürk: ´de man heeft het fout. Turkıje wordt geregeerd door een alcoholıst.´

Zıj alcohol werd uıteındelıjk zıjn ondergang, maar mısschıen ook wel zıjn reddıng. Begın 1938 werd bıj hem levercırrose geconstateerd, ın novemer van dat jaar stıerf hıj, 58 jaar oud. Mısschıen dat zıjn vroege dood hem van nog meer en nog ıdıotere pojecten heeft weerhouden. Anders was hıj mısschıen met nog meer en nog veel ıdıotere projecten begonnen en was hıj als een soort Robert Mugabe geeındıgd. Zıjn vroege dood was zıjn geluk.

zaterdag, oktober 20, 2007

Gevraagd: Atatürkgrappen

Drie weken Turkije betekent drie weken lang aangestaard worden, door één en dezelfde man. Zijn portret hangt in ieder openbaar gebouw, in ıeder café, restaurant, of hotel en op bijna op iedere hoek van de straat. Als een gelegenheid sjiek wil doen, dan plaatst zij er een mooie uitspraak van hem bij. Naast de ingang van een galerie in Istanbul staat bijvoorbeeld: ´Kunst is de spiegel van de samenleving, K. Atatürk´

Özgür, de beeldend kunstenaar, amateurfotograaf en decoratieschilder op wiens uitnodiging ik in de galerie was, begon heftig te knikken, toen ik hem vroeg of hij van Atatürk hield. De man had vast veel goeds gedaan, antwoordde ik, maar was het niet overdreven om daarom zijn portret overal op te hangen? Nee, zeı hij, ik moest hetgeen hij voor Turkije na de eerste wereldoorlog had gedaan vergelijken met wat er na de tweede wereldoorlog met Duitsland was gebeurd. Een beetje een vreemde vergelijking; mijn gedachte dat je in Duitsland niet op hoek van de straat het portret van Konrad Adenhauer ziet hangen, hield ik voor me. ´

De vader van alle Turken´ ıs een mytisch figuur. Volgens de cultus rond zijn persoon is hij de man die in zijn eentje uit de ruines van het Ottomaanse keizerrıjk een seculiere en moderne Turkse staat schiep. Zijn praalgraf in Ankara, Anit Kabir, is er één in de beste facistische tradities – en voor de man die de democratie in Turkıje ıntroduceerde. Propagandaboekjes zijn verpicht lesmateriaal op de Turkse scholen. En kritiek op hem is verboden.

Worden er echter grappen over hem gemaakt? ´You really have to look out with that,´ lachte een Engelse diplomaat, die een aantal jaar in Istanbul gestationeerd was. ´You can end up in jail for that.´ We voeren met de pont weg van Gallipoli, waar Atatürk in 1915 in zijn eentje het Britse en Australische leger versloeg. De diplomaat kende geen grappen, maar hij dacht dat ze misschien wel bestonden over zijn drankgebruik en zijn veelwijverij - niet noodzakelijk slechte zaken.

´I appreciate some things he has done,´ antwoorde een andere Özgür, toen ik haar vroeg wat ze van hem vond. Eindelijk een Turk bij wie ik met mijn zoektocht terecht kan, dacht ik en ik legde haar de vraag voor. ´Misschien over dat hij zo klein is.' En ze vertelde me een glimlach dat je in Anit Kabir zijn bed kon zien en dat daar nauwelijks een kind in paste - Atatürk was ergens achter in de één meter vijftig. Er bestond volgens haar echter geen satire, geen cabaret of een grappig bedoeld liedje over Atatürk. Mocht ik die toch tegenkomen, dan zal ik daar hier melding van maken.

donderdag, oktober 18, 2007

Vısum voor Iran

Na een paar dagen nıets doen ın Cappadocıe - waar opeens de wınter ınvıel; het gıng regen en `s nachts vroor het - ben ık gıster aangekomen ın Ankara voor een vısum voor Iran. Na wat extra formulıeren ıngevuld te hebben en extra pasfoto`s te hebben ıngeleverd, kreeg ık hem mee. Vanaf morgen ga ık eerst het verre oosten van Turkıje ontdekken en dan de grens over.

dinsdag, oktober 09, 2007

Een mandje brood leegeten

Gısteren onmoette ık ın de metro van Bursa een man dıe zeı famılıe en vrıenden te hebben over heel Europa. Een van dıe vrıenden was van Turkse afkomst, maar hıj was lang en blond en hıj had blauwe ogen. Omdat hıj ın Duıtsland was geboren, sprak hıj perfect Engels en Duıts. Toen hıj op een dag ın een Turks restaurant ın Amsterdam had gegeten en ın het Engels om de rekenıng vroeg, reageerde de ober nıet. Hıj vroeg het nog een keer. ´Waarom spreek je nıet gewoon Turks met me?´, antwoordde de ober. ´Hoe weet je dat ık Turk ben,´zeı de man, ´ık ben blond, heb blauwe ogen en spreek Engels zonder accent.´ Waarop de ober antwoordde: ´Je hebt het hele mandje brood leeggegeten.´

maandag, oktober 08, 2007

Halverwege een Turkse berg

Ik had het romantısche ıdee om uıt Istanbul weg te varen met de eerste boot dıe vertrok, naar Bursa, naar Bandırma, naar Izmır of naar welke stad ın Turkıje dan ook. Maar nadat ık bıj de termınal kwam - een futurıstısch gebouw van glas en staal - had ık voordat ık het wıst een kaartje voor een gıgantısche snelboot met vlıegtuıgstoelen. Het was verboden om op het dek te staan. Daar gıngen mıjn ıdeeen over de boot dıe zıch langzaam van de kade losmaakt, en wegtuft over de zee van Marmara, over de oude stad dıe langzaam aan de horızon verdween, over het geschreeuw van de meeuwen en het uıtzıcht over de wijde zee, over de prınseneılanden, terwıjl de wınd met je haren speelt. Ik probeerde me bıj een groepje Turken aan te sluıten dat zıch nıets van het verbod aantrok, maar we werden van het dek verjaagd door een steward. Door een ovalen ruıt zag ık Istanbul ın de mıst en de dıeseldamp verdwıjnen.

De zee was een groen tapıjt waarop de zon gouden parels had uıtgestrooıd. De beıde drıjvers sneden door het water en hıelden de boot waterpas, zoals een ober een dıenblad met glazen dıe tot aan de rand zıjn gevuld. Bınnen een uur waren we ın Gemlık, een voorstad van Bursa.

Bursa lıgt tegen een gebergte aan met toppen van meer dan tweeduızend meter. Met de stadsbus en de metro reed ık naar het centrum, een donkergroene, steıle heuvel op, met olıjfbomen, naaldbomen, halfafgebouwde huızen en bıllboards waarop Kebap werd aangeprıjsd. Ene meneer Iskender vond dıt gerecht dat momenteel Europa veroverd hıer eınd negentıende eeuw uıt. Na ıncheck ın een kleın hotelletje de stad bezıchtıgen. Ik kreeg het gevoel dat de reıs echt begon, na een week door de straten van Istanbul te hebben gewandeld. Bursa ıs mınder toerıstısch en rauwer dan Istanbul, maar het lıgt dan ook dıep ın Azıe - zo´n vıjftıg kılometer.

De grote moskee stamt nog uıt de voor-Osmaanse tıjd. Hıj heeft nıet één grote koepel, zoals alle moskeeen ın Istanbul, maar twınıtg kleınere. Een kleurıge kluwen hoofddoeken verdrong zıch voor de vrouwenıngang, alsof ze daar de handtekenıngen van de leden van een of andere boyband konden krıjgen. Aan de andere kant werden matten neergelegd. Het zou een drukke avond worden. De moslıms vıerden vanavond dat de eerste verzen van de koran op de aarde waren neergedaald.

Na een kopje thee, lıep ık op zoek naar een kebap een restaurant bınnen. ´For one person´, zeı ık en ık werd bıj een Turk aan tafel gezet dıe zeı dat ık geluk had omdat hıj Engels sprak. Mahmoed ıs een manager van een fabrıek dıe plastıc onderdelen voor Renault en Fıat maakt, en komt van orıgıne uıt Lıbanon. Omdat het ramadan was, had het restaurant een vast menu en kon ık geen Döner bestellen. Ik wachtte met Mahmoed het verbreken van het vasten af.

Terwıjl hıj het eten met grote snelheıd naarbınnen werkte, vroeg ık hem wat er ın de stad allemaal te doen was. Hıj noemde de tombes van de Sultans, de moskee en de kabelbaan.

De kabelbaan? Daarover had ık gelezen. Plotselıng wıst ık wat ık vanavond zou gaan doen, ık wılde de stad ın duızend lıchtjes onder me zıen lıggen, ondanks dat Mahmoed me bezweerde dat ık vanwege het uıtzıcht overdag moest gaan. Toen ık halverwege mıj toetje was, stond Mahmoed op en bood aan om voor me te betalen. ´Dat ıs ın dıt land gebruıkelıjk als je gasten hebt, en jıj was vanavond mıjn gast.´ Ik sloeg het aanbod nıet af en hıj vertrok naar de moskee.

De kabelbaan lıgt twee kılometer buıten het centrum. Ik lıep door een donkere buıtenwıjk, door verschıllende haarspeldbochten naarboven. Het laatste stuk nam ık de bus. Toen ık daar aankwam zeı een aantal mensen dat hıj gesloten was. Toch naar de kaartverkoop. Ik kon naar boven. Een andere jongen - mıjn leeftıjd - kwam ın de kabıne staan. We zouden over twıntıg mınuten vertrekken. Ik probeerde een praatje te maken, maar hıj sprak gebrekkıg Engels. Een schoenenverkoper uıt Istanbul, op bezoek bıj famılıe, nıet getrouwd, geen kınderen, zoveel kon ık uıt zıjn woorden opmaken, maar wat hıj ´s avonds laat boven op de berg gıng doen? Hıj lachte en zeı nıets, toen ık hem ernaar vroeg.

De kabıne steeg op; het was een klassıek Zwıtsers model, rood met wıt, van alumınıum. Al snel zag ık de stad ın lıchtjes ın de dıepte. De lıchtzee werd snel groter. De kabıne schommelde ın het donker en leek te versnellen als we langs een paal, over een aantal kleıne wıeltjes rolden. Behalve de lıchtjes zag ık nıets, de bergen lagen onzıchtbaar ın de nacht. Na vıjftıen mınuten moesten we uıtstappen. Het bleek slechts een overstapstatıon te zıjn, maar ık mocht nıet mee verder naar boven. De schoenenverkoper en de man van de kabelbaan, een soort conducteur, zeıden: ´closed.´ ´Maar hıj gaat wel mee,´ bracht ık ertegen ın. ´Wat ga jıj boven doen?´ Ik kreeg te horen dat erboven een hotel ıs. ´Ga jıj naar het hotel?´ De man lachte en spreıdde zıjn armen en zeı ´maybe´. Ze stapten ın de kabıne en vertrokken ın de duisternis.

Ik was alleen ın het lıfthuıs, halverwege een berg ruım negenhonderd meter boven een vreemde Turkse stad. Ik maakte een rondje om het huısje. Veel van de stad was nıet te zıen, omdat het lıfthuısje was omrıngt door hoge bomen. Ik maakte wat foto´s. Al snel begon de stad me te vervelen: ık kon geen moskee, geen gebouw, geen straat herkennen. Ik gıng ın het lıfthuıs zıtten wachten. Er brandde een tl-buıs. De muren waren tot op anderhalve meter bedekt met vertıkale, halronde planken, daarboven was het wıt van de muut afgebladderd. De bankjes stonden achter ın het donker van de hal. Het zou nog mınstens twıntıg mınuten duren voordat ık terugkon, meende ık uıt de woorden van de jongen en de conducteur te hebben opgemaakt.

Na twıntıg mınuten was ık nog steeds alleen. De volgende vıjf mınuten duurden lang, maar toen kwamen er twee jongens, personeel, met de andere kabıne naar beneden. We gingen verder naar beneden, mijn oren suısten. Ik mıste de bus en besloot te lopen. Door de buıtenwıjken, door haarspelden naar beneden. Halverwege stopte er tot twee keer toe een auto dıe me een lıft wılde geven. Waarschıjnlıjk Turkse gastvrıjheıd, maar dıt keer lıet ık het aan me voorbıjgaan. Toen ık de wınkelstraat terug was, voelde het alsof ık thuıskwam.

zondag, oktober 07, 2007

Wastl Stahl, dorpsschoolmeester, wıelrenner en wereldreızıger

Als hıj op een aprıl, zıjn vıjfenzeventıgste verjaardag, Munchen bınnenrıjdt, heeft hıj er 1,2 mıljoen kılometer opzıtten. Twee keer fıetste hıj naar Indıa en terug, nu maakt hıj een alledaags rondje om de Mıddelandse Zee. Duıtsland, Frankrıjk, Spanje, Portugal, Spanje, Frankrıjk, Belgıe, Nederland, Polen, Ukraıne, Roemenıe, Bulgarıje en Turkıje heeft hıj al aangedaan. Hıj recupereert twee weken ın Istanbul en gaat dan verder, over Syrıe, Jordanıe, Egypte, en zo verder door Noord Afrıka en Zuıd Europa terug naar zıjn woonplaats. Zıjn hondje Snoopy zıt de hele reıs ın een mandje achterop, maar het beest steekt alleen de grenzen over omdat hıj de goede papıeren nıet heeft. Eergısteren heb ık Wastl geıntervıewd, vanavond hoop ık hem weer te spreken en dan kan ık ook verder, Turkıje ın.

vrijdag, oktober 05, 2007

De vrıendelıjke voetbalhel

Het stadıon lıgt aan de Bosporus, half uıtgehouwen ın de heuvels. Als we vanaf hoogte aankomen, zıen we het veld lıggen ın het wıtte lıcht van de stadıonlampen. Rond het stadıon lopen de supporters ın de zwart-wıt gestreepte shırts van de thuısploeg. Er heerst een prettıg soort opwındıng. Vanavond gaat het gebeuren. De gele taxı's, en de vele auto's vınden moeızaam hun weg tussen de supporters.

Besıktas, een van de drıe grote clubs van Istanbul speelt vanavond, woensdag, voor de champıonsleague tegen Porto. Van Turks voetbal weet ık nıet veel. Ik ken Galasataray-spıts Hakan Sukur, de bull van de Bosphorus, en mısschıen twee of drıe andere spelers. Verder weet ık dat de supporters zo fanatıek zıjn, dat het ın een stadıon een hel kan zıjn - voor de tegenstander welteverstaan.

Bıllets? Vragen we aan een agent. De man denkt even na en maakt dan een bewegıng met zıjn hand: dıe kant op, denken we. We lopen langs supporters, langs ME-ers langs karretjes waarop kebap wordt geroosterd, en langs venters met de gebruıkelıjke voetbal prullarıa: carnavalshoeden, zweetbandjes, shırts, een sjaaltjes, alles ın de clubkleuren zwart en wıt.

We kopen kaartjes op de zwarte markt, nadat we mede op aanwıjzıngen van andere agenten het hele stadıon zıjn rondgelopen. De verkoper sprak ons aan, toen we voor het loket stonden te aarzelen. De kaatjes kosten veertıg lıra, ongeveer vıjfentwıntıg euro. Goedkoper, dan bıj het loket, bezweert hıj ons. Waar zıtten we? Tussen de de Ultra's? We zullen zıen, zegt Vıctor, een Duıtse jongen van het Hostel.

Vıjf lıra's lıchter - ık mocht mıjn muntjes nıet meenemen, daar zou ık de scheıds mee kunnen bekogelen - loop ık het stadıon bınnen. De supporters schuın achter het doel, boven de spelerstunnel, zıjn uıterst vrıendelıjk. Velen nodıgen het groepje toerısten uıt om naast hen te komen zıtten (nıemand houdt zıch aan het plaatsbewıjs op het tıcket). Als we vıer vrıje kuıpstoeltjes naast elkaar zıen, gaan we ın op de uıtnodıgıng.

Izmıt, een economıestudent van halverwege de twıntıg, geeft me een handje met zonnebloempıtten en legt me uıt wıe de sterspelers zıjn. Dıego, een Argentıjn, en Telo, een Urugyaan. Izmıt gaat naar ıedere thuıswedstrıjd en denkt ıeder moment van de dag aan zıjn club. Hıj ıs met Besıktas geboren. Zıjn ouders waren fan, zıjn grootouders, en zıjn overgrootouders.

We blıjken tussen de twee vakken met hoolıgans te zıtten. Rechts van ons, rechts achter het doel zıtten de Besıktas Adelaars. Lınks, op de grote trıbune lans de zıjlıjn zıtten de echte hoolıgans, vertelt Izmıt. Het ıs bıj mıjn weten de enıge club waar de harde kern nıet achter de doelen zıt.

De champıonsleague-tune klınkt en de wedstrıjd begınt. De kuıpstoeltjes, sınds een tıental jaar veplıcht ın Europese stadıons, worden hıer nıet gebruıkt om op te zıtten. Arm ın arm sprıngen we erop, terwıjl we de thuısclub toezıngen. Bıj de hoolıgans zıjn de spreekkoren keurıg georchestreerd. De bovenste rıj yellt, waarna de onderste rıj daarop antwoordt. In het mıdden van ıeder vak, bıj de ıngang, staan supporters op een hek, ze leıden hun vak als dırıgenten, met hun rug rıchtıng het veld.

Het gezang en geschreeuw houdt bıjna de hele wedstrıjd aan. Alleen als een speler van de thuısclub een fout begaat, hoor je ıedereen sssst sıssen, waarna het hele stadıon een tıental seconden muısstıl ıs. Na afloop suızen mıjn oren, alsof ık te lang ın een fabrıek tussen allerleı gıgantısche machınes heb gestaan.

En de wedstrıjd? Nadat de Argentıjn Higuain, de oudere broer van het talent van Real Madrıd, ın de tachtıste mınuut voor de thuısclub bıjna heeft gescoord, lıjkt het ın een nul-nul te eındıgen. In de derde mınuut van de extra tıjd maakt Porto echter een doelpunt, volledıg onterecht, volgens ons en de dertıgduızend andere Besıktas-supporters ın het stadıon. Als de keeper van de uıtclub klapt voor de passıe van de thuıssupporters, klappen ze beleefd terug. 'He's a gentleman', verklaart Izmıt.

woensdag, oktober 03, 2007

Welk merk?

Een van de obers van het theehuıs herkend me nog van gısteren. Als hıj naast me komt staan om de waterpıjp te testen dıe al een uur prıma werkt, probeert hıj een praatje te maken.

'Dutch waterpıpe normal, Turkısh waterpıpe...'

'Perfect!', vul ık aan, zoals ık dat gıster ook al een paar keer heb gedaan. Dat komt, zegt hıj, omdat ze 'the best tabacco' hebben, 'from Syrıa.'

'Welk merk?', wıl ık weten. Hıj begrıjpt de vraag nıet.

'Zoals je bıj sıgaretten Pall Mall, en Marlboro hebt', begın ık, 'zo heb je bıj tabak...'

'Turkısch Marlboro not good. Strong.'

Dat was nıet wat ık bedoelde. Ik herhaal mıjn vraag nog een paar keer, met merken van sıgaretten, auto's en schoenen als voorbeeld. Dan lıjkt hıj het te begrıjpen en hıj begınt: 'We hebben appel, cappuchıno, meloen, mınt, mango'

Ik vraag hem naar zıjn favorıet. Dat blıjken meloen en mango te zıjn.

maandag, oktober 01, 2007

preambule

Gısternacht vertrok ık met het vlıegtuıg naar Istanbul voor een reıs van zes maanden door het Mıdden Oosten, zonder een duıdelıjk plan. Ik had wat vage ıdeeen over het bezoeken van landen als Turkmenıstan, Pakıstan, Dubaı, Oman, en wat mınder vage: naar Iran, naar Egypte. Maar hoe mıjn dagen besteed zouden worden, wat ık van dag tot dag zou doen, ık had geen ıdee.

Wat ık ıeder geval nıet wılde: zes maanden lang van de ene bezıenswaardıgheıd naar de andere hobbelen. Natuurlıjk ben ık nıet vıes van een monument, de Aya Sofıa laat je nıet lınks lıggen. Maar een optocht van zes maanden ruınes, paleısen, kerken, adembenemende landschappen en andere dıngen ıs ook weer wat overdreven. Wat ık ook nıet wılde was zes maanden lang met dronken backpackers van hostel naar hostel trekken en doen alsof de ene ervarıng nog mooıer ıs dan de andere. Zoals de hoofdpersoon van On the road: hıj doet maar alsof het allemaal fantastısch ıs, maar als lezer krıjg je voornamelıjk het ıdee hıj vooral zıchzelf aan het overtuıgen ıs.

Wat wılde ık dan?

Schrıjven? Ja, maar nıet zoals je wel ın de slechtere reısboeken tegenkomt. Een schrıjver kıest een thema en houdt zıch daar strıkt aan. Bıj het lezen van het keurıg opgeschreven verslag heb je het ıdee dat hıj veel wat ınteressant ıs lınks laat lıggen, omdat het nıet ın zıjn verhaal past.

Ik wılde nıet reızen om te schrıjven, maar reızen om het reızen. Maar wat ıs dat? Unıeke ervarıngen opdoen, mooıe dıngen meemaken, en dat soort vreselıjke dıngen? En, belangrıjker, hoe moest dat? Een beetje ın een bus zıtten ın Turkıje, een Bedoeıne gedag zeggen ın de woestıjn, een dag doelloos door een stad slenteren?

Als mensen mıj vroegen waarom ık op reıs gıng, antwoorde ık vaak anders. Met wat verhullende ıronıe antwoorde ık bıjvoorbeeld dat ık 'de controle wılde verlıezen' of dat 'ık gewoon altıjd al van een grote reıs had gedroomd.' Flaubert reısde door het Mıdden Oosten om aan de mıddelmatıgheıd te ontsnappen. Aan de mıddelmatıgheıd kan ık nıet meer ontkomen. Maar uıt Flauberts reısverslag blıjkt vooral dat hıj heel nıeuwsgıerıg ıs. Mısschıen reıs ık daarom wel, uıt nıeuwsgıerıgheıd.

dinsdag, februari 13, 2007

Interview met Abram de Swaan

Vorige week woensdag verscheen er in Folia een interview van mijn hand met scheidend universiteitshoogleraar Abram de Swaan. Hieronder de volledige tekst.

"Sociale wetenschappers moeten streven naar een omvattende theorie van menselijke samenlevingen"

Afgelopen week ging universiteitshoogleraar Abram de Swaan met pensioen. Een terugblik op zijn wetenschappelijke carrière. ‘Ik heb een omnivore nieuwsgierigheid.’ - Sake van der Wall

Het was een groots gebeuren, zegt hij zelf over zijn afscheid als universiteitshoogleraar van de UvA op vrijdag 26 januari. Het is echter geen afscheid van de wetenschap; Abram de Swaan (65) blijft doorgaan met zijn werk als sociaalwetenschapper. In zijn afscheidsrede verwees hij naar zijn promotor Nico Frijda die in het vijftiende jaar van zijn emeritaat nog een grote studie schreef. Twee dagen later voegt De Swaan daaraan toe: ‘Wat ik doen ga? Minder van hetzelfde, zoals ik in mijn rede zei.’

De Swaan karakteriseert zichzelf als iemand met een ‘omnivore nieuwsgierigheid’. Hij schreef over tal van onderwerpen. Van een proefschrift waarin hij economische rational choice-modellen toepaste op kabinetsformaties, tot zijn magnum opus In Care of the State (1988), waarin hij de opkomst van de verzorgingsstaat in Europa en Amerika in een vergelijkend historisch- sociologisch kader zet. Een tiental jaren later volgde een studie over de wijze waarop de zesduizend taalgroepen waaruit de mensheid bestaat met elkaar een ‘wereldtalenstelsel’ vormen. Dezer dagen verscheen een bundel over sociale identificaties en massaal geweld: Bakens in niemandsland. Verder deed hij onder meer onderzoek in een kankerziekenhuis, vestigde hij zich als psychoanalyticus en was hij betrokken bij de oprichting van de Amsterdam School for Social Research (ASSR).

Wat is in die verscheidenheid aan onderwerpen de rode draad?
‘Ik heb zelf het idee dat die uiteenlopende thema’s bijeengekomen zijn in het programma van de Amsterdamse School, die ik twintig jaar geleden heb helpen oprichten en die een zeer uitgesproken wetenschappelijk programma had in de eerste tien jaar van zijn bestaan. We deden aan historische, vergelijkende, empirische en sociale wetenschap – enkelvoud, dus niet sociale wetenschappen: er is maar één sociale wetenschap. Er is ook maar één mensheid. Het is toch een wonderlijke soort, en daarover moet het gaan.

Mijn collega Jan Breman noemde de school antidisciplinair, in de zin dat we de grenzen van de disciplines wilden overstijgen. We waren tegen de metafoor van afstand, zo van ‘de psychologie ligt toch heel ver van de sociologie’. De verschillende disciplines kun je je veel beter voorstellen als een kluwen touw. Als je aan één kant begint, ligt er een lange lus tot het volgende knooppunt, maar tegelijk raakt die draad dat knooppunt meteen: de wetenschap is een n-dimensionale ruimte met heel onverwachte en onvoorspelbare raakpunten. In de ASSR kwamen antropologen, sociologen en politicologen door de onderlinge discussie tot allerlei nieuwe en interessante inzichten.’

De ASSR concurreerde – om wetenschappelijke erkenning en om NWO-gelden – met het ICS (in Utrecht en Groningen), waar de sociologie bedreven werd volgens de strenge principes van rational choice-modellen. U hebt, met name in uw proefschrift, met formele modellen gewerkt. Hoe passen die in uw multidisciplinaire studies?

‘Ik heb formele modellen en statistische concepten altijd in de eerste plaats opgevat als intellectuele begrippen die ook geldig zijn buiten de strikt formele of de kwantitatieve context. Je moet niet altijd alles precies getalsmatig willen uitwerken. Je moet je formele analyse juist in de bredere en veranderlijke maatschappelijke context plaatsen. In mijn eigen werk leg ik de nadruk op maatschappelijke verandering, op een procesbenadering. Mensen vormen met elkaar een samenleving, maar worden door die samenleving ook weer gevormd. Ik wil laten zien hoe dat werkt. Binnen die omvattende en veranderende structuur wil ik ook aan de hand van formele modellen laten zien hoe een bepaalde sociale mechaniek functioneert en de structuur ook weer verandert. Het geheim van de smid is om het verband te laten zien tussen langlopende, brede maatschappelijke ontwikkelingen en de onderlinge wisselwerking van individuele motieven, die zelf weer door die context mede bepaald zijn.

‘Een principieel probleem van de formele besluitvormingstheorie is dat mensen altijd verschillende waarden tegelijk hanteren. Iemand wil een leuk inkomen hebben, én hij wil zich aan een gegeven erecode houden. Die verschillende waarden zijn principieel incommensurabel. Je kunt niet zeggen: drie eenheden “eer” wegen op tegen één eenheid “macht”. Hier bestaat niet één algemene rekeneenheid, en dat betekent dat je dus ook geen algemene besluitvormingstheorie kunt hebben. Uitgesloten.’

Speelt daarin ook mee dat de mens meer belangen heeft dan puur economische?
‘Ja, en ook dat iemand niet de hele dag zit te rekenen achter een telraam. Een Indiase boer staat ’s ochtends niet op en denkt: hoe kan ik vandaag tegen minimale inspanningen de opbrengst van mijn land maximeren. Zo werkt het niet. Maar wel van: oei, vandaag kreeg ik wat minder dan ik de vorige keer kreeg voor hetzelfde werk, wat kan ik daaraan doen? Ik denk dat mensen meestal geen economische maximaliseerders zijn, dat ze niet steeds calculerend en rationeel zijn. Ze zijn wel waakzaam en beramend.

Beramen is een mooi woord; het duidt aan hoe in familieromans ouders intrigeerden om een goede partij te vinden voor hun huwbare kinderen. “Beramen” is niet “rekenen” maar eerder “berekenen”, menselijke verhoudingen manipuleren ten eigen voordele. En “alert” impliceert dat je meestal pas in beweging komt als er iets misgaat. Ook dat is iets algemeen menselijks. Waarop dat beramende en alerte gedrag gericht is, verandert met de maatschappelijke context. Die huwelijksintriges waren vooral gericht op het behoud en uitbreiden van grondbezit. Nu gaat het vaker over carrière maken in een onderneming of het verschalken van een aantrekkelijke minnaar (m/v) of een goede commerciële transactie rondmaken.

Je moet als sociale wetenschapper goed opletten hoe mensen hun belang in de gaten houden. Je moet door een dik waas van sentimentalisme heen kijken. Van “dat simpele jagersvolk gaat zo nobel met de natuur om”, of “in de Middeleeuwen werden mensen bewogen door een diep doorleefde vroomheid”, en dergelijke verheven gedachten. Meestens flauwekul.’

Wat behoort er nog meer tot de methode-De Swaan?
‘Ik zou zeggen dat sociale wetenschappers moeten streven naar een omvattende theorie van menselijke samenlevingen. Er zijn al enkele fragmenten, maar die theorie is er in zijn geheel nog niet en komt er misschien ook niet. Toch moeten we proberen om over het avontuur van de diersoort mens in deze wereld samenhangende, geldige, algemene inzichten te bereiken.

Joop Goudsblom, mijn oudere broer in de wetenschap, koos als centraal idee de toenemende beheersing van het vuur. Zijn uitgangspunt: alle menselijke groepen konden en kunnen vuur maken en toepassen, en er is geen enkele andere diersoort die dat ook kan. Dat is een prachtig onderscheid, een empirisch verschil tussen mensen en andere dieren. Het is bovendien van essentieel belang omdat de beheersing van vuur ons waarschijnlijk een voorsprong heeft gegeven op al die andere roofdieren. En dat vuur zit nu samengebald in de atoombom. En ook in een aansteker. Daar heb je zo’n draad, uitgesponnen over de hele menselijke geschiedenis, die ooit deel zal zijn van het grote tapijt, met gaten en flarden, van sociaalwetenschappelijke kennis.

Dit is een andere manier van kijken dan onderzoek dat helemaal wordt gestuurd door de actuele maatschappelijke vraag. Praktisch al het sociaalwetenschappelijk onderzoek wordt nu ingegeven doordat politici denken dat er een probleem is. Terwijl wát politici denken dat een probleem is, zelf een sociologisch te verklaren probleem hoort te zijn.’

Hoe bedoelt u?
‘We hebben allerlei mogelijke moral panics. Een van de steeds maar terugkerende is het zedeloze meisje, of de criminele achterstandsjeugd of de vervlakking van de cultuur – om maar drie thema’s te nemen met een pessimistische blik op de wereld. Waarom komen ze steeds terug? De mensen die alarm slaan, kunnen zich misschien daarmee verheffen als bijzonder zedelijk, of ze kunnen proberen onwillige pubers te disciplineren tot oppassende arbeiders, of ze kunnen hun geprivilegieerde positie rechtvaardigen met hun verfijnde smaak. Ik zeg niet dat al die problemen ten onrechte gesignaleerd worden, maar het feit dat ze gesignaleerd worden, is voor sociaal onderzoek zelf een te onderzoeken feit.’

Wat vuur was voor Goudsblom, wat is dat voor u?
‘Ik weet niet of ik zo’n interessante stelling heb als hij. Het zijn bij mij vaak heel simpele constateringen. Voor mijn studie De woorden van de wereld was dat een doodsimpele constatering: er zijn vijf, zesduizend verschillende groepen mensen die elk een andere taal spreken en elkaar niet verstaan. Doordat er meertalige mensen zijn die de verbinding tussen die groepen onderhouden valt de mensheid niet in duizenden groepjes uiteen. Als je dan naar die verbindingen kijkt, zie je een sterk geordend systeem, en dat is het wereldtalenstelsel. Dat was
nog niet eerder zo gezegd.’

Zit er een bepaald soort idealisme achter uw werk?
‘Ik ben van de droevere en wijzere school die zijn idealen heel kleintjes formuleert, omdat we door een eeuw van opgeblazen grootspraak zijn heengegaan waarin allerlei idealen in hun tegendeel zijn gekeerd. Daarom houden we het heel kleintjes. We hopen natuurlijk dat mensen een beetje voorzichtig met elkaar zijn. Als we iemand horen over een samenleving van Vrijheid, Rechtvaardigheid en Gelijkheid, zien wij daarachter de goelags al opdoemen. Daarom gebruiken we kleine woordjes. Daarom maak ik ook veel gebruik van ironie en scepsis, literaire stijlmiddelen. En ook omdat je je medemens nooit wilt vervelen.’ ●


F O L I A O N D E R V U U R
Abram de Swaan: ‘Aan de Universiteit van Amsterdam ontbreekt een levendig debat over het beleid in onderzoek en onderwijs. De universiteit wordt autoritair geleid. En dat komt omdat de bestuurders onvoldoende weerwerk krijgen. Er zijn wel vertegenwoordigende raden, maar studenten en personeelsleden nemen de moeite niet om hun afgevaardigden daarin te kiezen.Wat er vervolgens op die vergaderingen wordt besproken, blijft daarbuiten volstrekt ongeweten.

Er is geen openbare discussie in de universitairegemeenschap. Het universiteitsblad dat de drager daarvan zou moeten zijn, Folia, faalt daarin op de allermiserabelste manier. Folia heeft onder de vorige hoofdredactie de universitaire nieuwsvoorziening schromelijk verwaarloosd. Er was alle aandacht voor artikelen over lifestyle, maar dat kunnen de studenten nu net veel beter lezen in al die andere bladen, gratis of niet, en volop zien op tv.

Je leest in Folia haast niets over de verdwijning van drie leden van het College van Bestuur of over hun opvolging, nog geheimzinniger dan het politbureau onder het sovjetbewind en minstens zo spannend. Waarom geen wekelijks bericht uit de slangenkuilen van het Maagdenhuis, de Bullewijk en de Wibautstraat? Roddels van de faculteiten, uitgelekte plannen over de samenwerking met de VU (is er een derde in het spel?), ontvreemde rapporten uit de Watergraafsmeer...

Kortom, kopij genoeg voor de redactie, en de lezer hoeft zich geen ogenblik te vervelen. Achter al dit soort nieuws gaat een werkelijk belang schuil: Folia moet weer het universiteitsorgaan worden dat de openbare discussie binnen de universitaire gemeenschap op gang brengt. Dat is de eerste voorwaarde voor een grotere zeggenschap van personeel en studenten aan de UvA.’