jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj

Met een rugzak om naar het einde van de nacht

Vanaf september 2007 reis ik een aantal maanden door het Midden Oosten, Iran, Pakistan en India. Op deze blog kun je mijn sporen volgen
Hier zijn trouwens foto's te zien.

vrijdag, april 04, 2008

We zijn weer thuis

We zijn weer thuis, dacht ik, toen ik op het vliegveld in Istanbul stond. We zijn weer thuis. Een jongen, dik, groot, Turks, kaal en rond, type portier, sprak me aan voor paspoortcontrole. Hij hield zijn Nederlandse paspoort in zijn hand en vertelde me dat hij net veertien maanden in het leger had gezeten.

'In het Tukse leger', vroeg ik en ik wees op zijn paspoort. 'Maar je bent Nederlander. Waarom ga je niet gewoon in Uruzgan vechten?'

De jongen sprak met een accent alsof hij in de westelijke tuinsteden was opgegroeid. 'He man, ik moest kiezen. Of vierduizend euro betalen en een maandje zitten. Of veertien maanden in het leger.'

'En vond je het leuk?'

'Ja man. Je wordt er vet sterk van.'

Ik moest hem een hand geven, die hij vakkundig fijnkneep. Hij was niet in het zuiden gewweest om op de PKK te schieten, maar zat de hele periode in Istanbul, vertelde hij.

'Wat ga je nu doen?', vroeg ik.

'Trouwen met Angelique.'

'Wauw!'

'In was in de disco en toen heb ik haar gezoend. En toen is ze naar Amsterdam gekomen en zijn we naar koffieshop gegaan en toen heb ik haar ontmaagd.'

'In de koffieshop?'

'Nee. Bij mij thuis,' antwoordde hij. ' Maar wat's er met Nederland. De wallen gaan sluiten...'

'...en er komt een rookverbod. In de koffieshop mag over een paar maanden niet meer gerookt worden.'

'Waarom, man.'

'Ik weet het ook niet precies. Ik ben ook al zes maanden niet in Nederland geweest.

'En gaan ze het homohuwelijk ook verbieden.

'Nee, denk het niet... Lijkt me ook geen goed idee.'

'Hoezo. Ben jij ook van de club?'

'Nee, maar het maakt mij niet uit met wie iemand trouwt, een man, een vrouw, een kip of een steen, als hij maar verliefd is.'

'Jawel man. Het is gewoon smerig.'

We zijn weer thuis, dacht ik. De mensen die ik tegenkom, vallen niet meer in algemene categorieën, als 'vriendelijke man', 'bedrieger' of 'taxichauffeur' maar zie ik sneller als individuen, van wie een paar woorden, een manier van kleden, of andere uiterlijkheden voldoende zijn om hun hele leven te overzien. Ik kom weer grote idioten tegen, maar het zijn wel onze idioten.

maandag, maart 24, 2008

Voornemens

Iedere middag komt de regen (omdat in Nepal niets gebeurd behalve de arrestatie van Tibetaanse demonstranten en een verkiezingscampagne met intimidatie en geweld door de voormalige Maoistsche rebellen, begin ik maar over het weer) - iedere middag komt dus de regen... 's Avonds klaart het op en staat de bijna volle (preciezer: net niet meer volle) maan boven het meer waaruit ik vanuit mijn tweehonderd rupees (twee euro) kostende hotelkamer over uitkijk. Rond het meer liggen bergen, niet hoger dan vijftienhonderd a tweeduizend meter, maar achter deze heuvels liggen de reuzen van de Himalaya. Iedere ochtend neem ik me voor om vroeg (vijf uur) op te staan en met een bootje naar de andere oever te varen om bij zonsopgang de Annapurna 1 (8091 m), de Macchapuchare (6997 m) en andere bergen van de Transhimalaya Range in het water gereflecteerd te zien. Want, nu we het toch over het weer hebben: in de loop van de ochtend hullen de bergen zich in wolken. Omdat ik 's ochtend niet uit mijn bed kan komen, mis ik de bergen en moet ik me vermaken met een boek, het zoeken naar een knuffelyak voor mijn neefje op de bazaar van Pokara, tempels of een partijtje voetbal met Tibetanen in een vijftig jaar oud vluchtelingenkamp (totdat het gaat regenen en onweren). Vanochtend nam om half zeven de taxi naar een uitkijkpost, en kon ik een laatste glimp van mijn eerste 8000 meterer opvangen. Morgen weer en kans.

woensdag, maart 19, 2008

Onmoeting met de heilige man

'Waarom is hij heilig?' vraag ik aan Raju, als we de trappen oplopen naar de ashram, waar de heilige man uit de Himalaya dezer dagen logeert en ontvangt.

De dertienjarige jongen, die me heeft verteld dat er een heilige man in de stad is en heeft aangeboden mij bij hem te introduceren, antwoordt: 'Because he is not married'.

Het merkwaardige argument vraagt om uitleg, maar we zijn al bij de ashram - het is een klein, wit kamertje waar op de grond een dikke westerse vrouw met korte bruine dreadlocks in keermakerzit zit. Er hangen bloemenkettingen aan de muur en de kussens op de grond zijn oranje.

Raju maakt duidelijk dat we buiten moeten wachten. De heilige man is nog even in een andere ashram mensen aan het helpen. We gaan op de stoep zitten. Ik probeer en nog achter te komen waarom de man heilig is, maar Raju geeft me antwoorden als: 'hij reist over heel india, en

'Namaste', zegt een donkere man, terwijl hij zijn handen voor zijn borst vouwt, alsof hij bidt, en een lichte buiging maakt. Hij heeft lange zwarte dreadlocks, een baard, horizontale witte strepen op het voorhoofd. Hij draagt een witte doek om zijn schouders en een oranje om zijn middel. Hij verdwijnt in de ashram en trekt een gordijn achter zich dicht.

Ik kijk Raju vragend aan. Hij zegt dat het de heilige man was. Voor een heilige man ziet hij er, vergeleken met de andere heilige mannen die ik heb gezien, opmerkelijk verzorgd, jong en weldoorvoed uit, denk ik.

Een paar minuten later komt de dikke westerse vrouw naarbuiten; ze kijkt alsof ze het leven heel ingewikkeld vindt. De heilige man staat in de deuropening en gebaard me binnen te komen.

'Sory that i kept you waiting,' zegt de heilige man, als ik in kleermakerszit tegenoverhem ga zitten. 'Oh no problem', antwoord ik.

'So you are a holy man?', begin ik, las ik op de kussen zit.

'I am a fortune teller.'

'A fortune teller! How can yo become one?'


'It was a gift of god I got by birth. And I trained it afterwards.'

Ik wil vragen hoe je dat kunt trainen, maar hij is me voor:

'From which country are you?'

'From holland.'

'Holland. I had a lot of people from Holland.' Hij pakt een schrift en begint te bladeren. Even later houdt hij me een poagina voor. Naast een vierkant met allemaal cijfers en driehoeken heeft iemand uit Woerden geschreven 'Deze man is geniaal'

Ik knik en de man begint verder te bladeren. Ik probeer te vragen waar hij vandaan komt, waar hij woont, maar hij gaat er niet op in. Terwijl hij in zijn referentieschrift vraagt hij of hij mijn toekomst moet voorspellen.

'Ik moet eerlijk zijn', antwoord ik, 'ik ben behoorlijk sceptisch over voorspellingen. Ik ben meer geintresseerd in het verschijnsel heilige ma....'

'I can do it now,' zegt hij. 'De vrouw komt straks terug. Maar nadien moet je wel betalen.'

'Hoeveel?'

'Sommige mensen geven duizend rupees, andere tweeduizend, sommige tienduizend'

'That is way to much.' (Duizend rupees is achttien euro.)

'Hoeveel wil je wel betalen?'

'Ik weet het niet.'

'Tell me how much you want to pay? I can make a special price for you.

'I don't know, but thousend is way to much. I'm not considering to pay anything like that, or even five hundred.'

'So I cannot help you.' En hij gaat met zijn lichaam naar achteren hangen, om duidelijk te makeken dat de auditie is afgelopen.

'Ik weet het niet... Ik ben hier meer gekomen omdat ik een keer met een heilige man wilde pra...'

Hij gaat er niet op in en maakt duidelijk dat ik weg moet gaan. Met een grijns sta ik op. 'This man is a real business man,' zeg ik tegen Raju, als we weglopen.

'Maar hij geeft het aan de armen,' besluit Raju.

dinsdag, maart 11, 2008

Duiven stelen

Op het dak van een gebouw naast mijn hotel staat een Indier met stropdas duivengeluiden te maken. Het is het eind van de middag, de zon zakt langzaam in de zee van vierkante betonnen huizen die zich uitstrekt tot aan de horizon, af en toe onderbroken door een minaret, een koepel of een flatgebouw. Over het dakterras-met-restaurant, waar ik een boek aan het lezen ben, scheert af en toe een troep duiven; ze cirkelen rond het gebouw waar de Indier-met-stropdas opstaat. Op een ander dak, een kleine honderd meter verder op, staan twee mannen, die ook af en toe duivengeluiden maken - en ook rond hun dak cirkelt een troep duiven. Af en toe voegen de groepen duiven zich samen, waarop de mannen geluiden beginnen te maken en met een soort touw beginnen te zwaaien. De groep slitst zich, en op ieder dak landen duiven. Gister heeft iemand me uitgelegd wat de pointe is van het ritueel, dat zich hier avond na avond herhaalt: duivendiefstal, de duivenmelkers hopen dat een paar duiven van de buren zich aansluiten bij hun duiven. Ze doen het alleen aan het einde van de middag, waarschijnlijk als ze net terug zijn van kantoor, het is maar wat je hobby is.

donderdag, februari 14, 2008

De nachttrein naar Gorkana

Anders dan in de Nederlandse treinen, kun je de deuren van de Indiase trein opendoen als de trein rijdt. Als het donker wordt en de meeste Indiers in de wagon liggen te snurken, ga ik naar de overloop en open de deur.

Ik reis van Koichin, een oude, koloniale stad in het zuiden van India, naar Gorkana, behalve een bedevaartsoord voor Hindu's een backpackers paradijs aan het strand. De reis is lang; als ik de deur open en naar buiten hang, zie ik groepjes mensen langs de spoorlijn lopen; we komen door kleine plaatsjes, die voor mij altijd naamloos zullen blijven, waar brommers, vrachtauto's en tuktuks voor de spoorbomen staan te wachten.

De reis gaat grotendeels langs de kust, maar ik kan de oceaan niet zien. In het donker schieten de bladeren van palmbomen op enkele meters afstand voorbij, met op de achtergrond een donker bos. En dan opent zich voor mijn voeten opeens een afgrond, als we over de monding van een een rivier rijden - door de ruimte onder de brug, verandert het ritmisch getik van de wielen in een hard geruis.

Er is geen maan. De sterren staan helder aan de hemel. We reizen mee met Orion - een van de weinige sterrebeelden die ik ken - die ook vannacht zijn toch over de zuidelijke helft van de hemel maakt. Ik ga op het klapstoeltje zitten bij de deuropening. 'Dit is reizen,' denk ik, als ik van mijn boek opkijk, en het zwarte Indiase bos aan me voorbij zie trekken.

dinsdag, januari 29, 2008

Verassing in Mamalapuram

Na alle ophef in de reisgids, moest een bezoek aan de kusttempel van Mamalapuram wel op een teleurstelling uitlopen. De 'world heritage listed' kusttempel is klein en niet meer in gebruik, de beeldhouwerken zijn door de zeelucht sterk verweerd en van de bijzondere ligging ('majestic facing the sea') is weinig te merken: om de tempel tegen de zee te beschermen is er een brede dam rond het heiligdom gebouwd, met een groot grasveld en een rij bomen, die het uitzicht op de Golf van Bengalen wegnemen.

Teleurgesteld loop ik naar het ander monument waarvoor mijn kaartje geldig is: de Vijf Ratha's - ik heb geen idee wat ik moet verwachten en weet nauwelijks waar het is. Als ik een stuk landinwaards ben, vraag ik aan twee schoolkinderen de weg. Ze lopen met me op en vragen mij vervolgens om geld, een balpen, een ijsje en een chocolade bonbon. Als ik zelfs dat niet wil geven, dan willen ze op de foto. Tussen de palmbomen, aan de voet van een heuvel zie ik een in de rotsen uitgehouwen sculptuur. Volgens een toeristenechtpaar ben ik er echter nog niet. 'Het ligt direct na de watertoren, niet ver,' verzekert dan man me.

De vijf ratha's blijken in de vijf kleine tempeltjes te zijn, ieder uit een stuk graniet gehouwen. Daartussen staan een uit de rotsen gehouwen olifant en een koe. Omdat de tempels honderdenjaren onder het zand verborgen waren, zijn de reliefen goed bewaard. Mannetjes en vrouwtjes met ronde buiken, ronde heupen, brede grijnzen en uitpuilende ogen - waarschijnlijk goden.

Op de terugweg, zie ik een tempel op een heuvel - en als ik boven ben, opent een wereld zich. Tussen de bomen, tussen de heuvels zie ik grotten, op de toppen van andere heuvels staan ook tempels, en als ik me omdraai, zie ik voor het eerst wilde apen. Voor iemand die eerder wilde apen heeft gezien, is het waarschijnlijk even bijzonder als een amsterdammertje voor een Amsterdammer, maar ik kan alleen maar denken: Apen, Apen! Ik loop verder, zie een grot vol reliefen, een afbeelding van een liggende god, een slagveld - ik loop verder, naar een ander tempeltje, langs een andere grot met in de rotsen uitgehouwen tavrelen, en van tijd tot tijd kom ik langs een kolonie apen.

Als de zon onder gaat, wil ik gaan zwemmen. Het strand ligt vol met koeievlaaien, kappotte netten, vissersboten en hout. Er loopt een Europese krishna met zijn vriendin. Alle Europese mannen hebben hier lange haren, of toch minstens een kleurige weide broek, denk ik. Vanwege de hoge golven kan ik niet ver de zee in. Als tot mijn kuiten het water inloop, slaat een golf mij al om. Volgens de reisgids heerst er een sterke stroming en verdrinken er te vaak zwemmers - laat ik de reisgids nu maar wel geloven en voorzichtig zijn, denk ik.

In het restaurant zit ik 's avonds met een schot aan tafel. Ik kan hem net als de Indiers slecht verstaan. Hij heeft de afgelopen weken het hele zuiden van india bereisd, twaalf jaar gelegelden was hij zes maanden in het noorden. Het gesprek komt op Cape Comorin, het uitsterste zuidpuntje van het subcontinent. 'Thats an horrible place', vertouwd hij me toe. 'Why,' vraag ik. 'Because it's disgusting.' 'Hoezo?' 'I mean, there is no antmosphere'. Waarom? 'All those new buildings.'

Even later komt er een Engels echtpaar binnen, voormalige hippies, na hun pensioen terug in India. De schot kan met de vrouw zijn afkeer van het massatoerisme delen. Dat gaat als volgt. De schot noemt de naam van de een strand, in Goa, in Kerala. Waarop de vrouw hoofdschuddend antwoord. 'I kown, Iknow, They said to me, don't go back, but we went. And was horrible, horrible.' Ik grijns en eet een stuk vers gevangen tonijn.

zondag, januari 27, 2008

Een neuroot in de Chaos - Aankomst in india

Backpackers slaan reizen over land hoger aan dan met het vliegtuig. Wie zich per taxi, bus, trein, of voet van a naar b voortbeweegt, ziet het landschap aan zich voorbij trekken, de culturen veranderen en ervaart the 'places in between'. In het klinisch vliegtuig gebeurt er niets. Kortom: over land ervaar je de charme van het reizen, met een vliegtuig verplaats je je.

Het vliegtuig heeft echter zijn eigen charme. Los van de fascinerende uitzichten op tienduizend meter en de totale overgave aan de techniek, is bij de verplaatsing per vliegtuig de overgang groter: na de landing bevind je je opeens in een andere wereld. Hierdoor is de verwondering (en soms de vervreemding) van de reiziger groter en bepaalde eigenschappen van de plaats waar je vandaan komt duidelijker.

Vrijdag vloog ik van Amman naar Chennai, het vroegere Madras in Zuid-India. Ik landde in de vroege ochtend van zaterdag 26 januari. Zoals altijd wanneer ik 's nacht ergens aankwam, nam ik me voor om door 's nachts te halen. Toen ik het viegtuig uitliep, voelde het alsof ik een tropische kas binnenkwam.

Aan mijn Jordaanse verkoudheid had ik een slecht functionerend oor overgehouden, maar dat was niet de enige reden dat ik de vrouw in sari achter mij in de rij slecht kon verstaan. We stonden voor het immigratieloket en ik moest weten wat ons vluchtnummer was; toen ik het haar vroeg, antwoordde ze in ongetwijfeld feilloos Engels met een onverstaanbaar Indiaas accent.
In de aankomsthal draaide de bagageband. Een voor een gleden de koffers, tassen, rugzakken en kartonnen dozen op de band. Mijn tas was er nog niet; en toen tien minuten later de laatste koffer op de bagageband gleed was mijn tas er nog steeds niet. De douanebeambte verliet zijn kantoortje. 'Is that al?', vraag ik. 'Yes,' antwoordde hij. 'But my bag is not here.' 'The plane is empty. You can complain over there', en hij liep weg. Ik wil niet klagen, dacht ik, ik wil mijn tas, dacht ik, toen ik nog een keer naar de lege bagageband liep, kwam een medewerker van Air Arabia naar me toe. Het was een donkere jongen in alledaagse kleren, op zijn voorhoofd zat een horizontale witte streep; ik wilde zeggen dat hij even het vuil van zijn voorhoofd moest vegen, maar bedacht me toen dat het wel iets met het geloof te maken zou hebben.

Terwijl hij mijn gegevens opnam, bleef hij stoicijns, alsof het de normaalste zaak van de wereld was, en hij verzekerde me dat mijn rugzak er morgen was. Toen hij zag dat ik niet gerustgesteld was en bijna tegen de bagageband schopte, liet hij zijn baas komen, die straalde de zelfde rust uit. Hij beloofde me nog om vandaag naar het hotel te bellen, als de bagage was gevonden.

Met in mijn buik een Indiaas ontbijt, in mijn rukzakje twee dikke truien, om mijn middel een jas en om mijn onderlijf een zware spijkerbroek, wilde ik, heftig zwetend, een paar uur later een tuktuk (motorriksja) naar de stad nemen. een taxichauffeur verzekerde me dat er geen tuktuks reden, maar hij had niet door dat er een tuktukchauffeur naast hem stond. Ik liep met hem naar de standplaats, terwijl we over de prijs onderhandelden. Na drie en een halve maand in het Midden Oosten dacht ik alle afdingargumenten gehoord te hebben, maar de chauffeur kwam met een nieuwe: hij was de leider van de vakbond voor tuktukchauffeurs en kon mij dus onmogelijk voor 250 rupees naar het centrum brengen.Even later draaiden we door een paar kuilen de weg op, onmiddelijk hoorde ik achter me iets hard toeteren; een grote bus met afgebladderde rode verf en zonder ramen en deuren haalde ons rechts in. 'In India rijdt men links, als in iedere voormalige Britse kolonie', bestefte ik. (Later op de dag volgenden er nog een aantal ah-erlebnissen, zoals de koeien die vrij door de stad lopen). Het verkeer reed toeterend door elkaar. Langs de weg stonden mannen in overhemd, met een doek om de middel, waaruit dunne zwarte beentjes staken. De gebouwen langs de kant van de weg waren fel gekleurd; reuzachtige bomen met weide kruinen en lange, slanke palmbomen. Toen we langs een rivier reden, stonk het opeens naar een dood riool; op de oevers stonden huisjes van palmbladeren, tussen de huisjes lag plastic in duizend verschillende kleuren. Dichter bij het centrum werden de straatjes nauwer; de vakbondsleider manouvreerde op hoge snelheid door stilstaand verkeer, tot we opeens bij het hostel kwamen.

Het was vol; ik besloot naar een andere hotel te lopen. Op de stoep lagen mensen te slapen, gewikkeld in doeken; en vrouw met een kindje ernaast, een oude man met wit haar en een witte baard. Later, nadat ik een hotel had gevonden en over straat liep, zag ik dat de daklozen (kastelozen?, vroeg ik me af) waren wakkergeworden, een vrouw verwarmde water op een houtvuur, een ander wast haar kinderen; langs de muren liggen hopen stinkend afval, met af en toe een drol er tussen. Een paar jongens wilden dat ik een foto van hen maakte.

Ik liep richting de zee, langs een klein tempeltje waarvoor een man in een oranje doek wierrook brandde, langs lange muren met opschriften in het Tamil alfabet, langs winkeltjes als loketten aan de straat, langs een bioscoop van modern beton en langs de mooiste koloniale gebouwen, in de meest verschikkelijke staten van verval - van een was alleen de gevel opnieuw geverfd. In een toren met sikkelmaantjes op het dak vroeg ik of dit een moskee was. 'Nee een kantoor', antwoordde een man achter een tafel me, 'vroeger was het een moskee.'

Hoe dichter ik bij het strand kwam, hoe rustiger de straten werden. Agentel leidden het verkeer om. De boulevard was leeg, langs beide zeiden van de weg stoinden lange rijen mensen. Een vrouw verkocht vlaggetjes van India. 'Spreekt u Engels', vroeg ik aan een man. Hij knikte heftig, bijna alsof ik hem beledigd had. Toen ik vroeg wat er an de hand was, zei hij met een bijna onverstaanbaar Indiaas accent iets over praalwagens en een optocht. Even later vlogen drie antieke vliegtuigen in formatie over. Groepen meisjes in klederdacht liepen over de weg, soms hielde ze even stil en maakten ze een dansje. De wagens volgde; een met een tank erop, een met reclame voor een regio, bijna allemaal met het portet van een dik lachend mannetje met een grote zonnebril en een bloemenketting - de minister-president van Tamil Nadu, ondekte ik later.

Na even het strand bezocht te hebben - visstalletjes, kralenwinkeltjes, waarzeggers en in hun kleren zwemmende Indiers - dat drie jaar geleden overspoeld werd door de Tsunami, dreven de hitte en de moeheid met terug naar het hotel. Overdag sliep ik twee keer een uurtje, zodat ik 's nacht goed zou kunnen slapen. Tussendoor kocht ik in een modern winkelcentrum Selected Stories van Tagore, de grote man van de Indiase literatuur. De bagageafdeling van Air Arabia bleek niet naar het hotel te hebben gebeld, en op kantoor namen ze de telefoon niet op

Ik lag echter de hele nacht wakker, vanwege de hitte, vanwege de stress over mijn rugzak (ik belde drie keer de mobile telefoon van de jongen van Air Arabia, pas om vijf uur vertelde hij me dat mijn tas was aangekomen), vanwege de muggen (drie en een halve maand lang had ik met allerlei anti-malaria- en muggenafweermiddelen in mijn rugzak door het Midden Oosten gewandeld, maar toen ik hen nodig had, was mijn tas er niet), en vanwege de kakkerlakken - ik wist niet of het normaal was dat er kakkerlakken over je bed kropen, en wist dus niet of ik bij de eigenaar van het hotel kon klagen.

toen ik om half zes op het vliegveld aankwam, liep ik direct naar het bagagedepot, zag mijn tas en wilde hem meenemen. de bediende bezweerde me echter dat dat niet kon: eerst moester er nog wat papieren getekend worden. De papieren lagen volgens hem op het kantoortje van de vliegtuigmaatschappij - dat ik echter niet kon vinden. Toevallig kwam ik de jongen die me de vorige dag had geholpen tegen. Hij kwam na een kwartier met de papieren en ging langs verschillende belangrijke mannen van de douane die het formulier allemaal moesten lezen, er een stempel op moesten zetten en hen moesten tekenen. Rond zeven uur was ik terug in mijn hotel.